De luie hardloper coachen

23 november 2017

23 november 2017 - Hardlopers heb je in alle soorten en maten. De meesten hebben een behoorlijke dosis motivatie, hun oren staan wijd open want ze willen van je leren en ze doen ook hun huiswerk. Dat zijn de hardwerkende types. Je hebt ook een type dat er wat te laks mee omgaat. Het hardlopen gaat zeker niet slecht maar als trainer vermoed je dat nog veel meer mogelijk is. Lastig. Dit vergt moed om te coachen.

Als trainer en coach ben je aan dit type meer tijd kwijt dan aan de serieus hardwerkende hardloper. Als je die wat lakse loper echt met jouw coaching weet te raken, dan gaan ze er waarschijnlijk helemaal voor. Dat is een voor- en een nadeel.

Geef meer uitdagingen

Heel veel hardlopers zijn prima in staat om kilometers te maken of oefeningen te doen. Ze weten dat dit erbij hoort, in de tocht naar de verbetering van de conditie. De wat achteroverliggende hardloper heeft nog wat meer prikkels nodig. Je moet veel meer opdrachten geven die de vorm van een uitdaging hebben. Daarin werken trainingen op de baan met verschillende opdrachten en zeker ook fartlektrainingen buiten heel erg goed. Verander het perspectief op deze trainingen. Niet zomaar enkele afstanden die sneller gelopen worden in een fartlek maar laat hen bijvoorbeeld zo snel mogelijk zoeken naar een kleine schat.

Samenwerking met de hardwerkende hardloper

Doorbreek het denken van de lakse hardloper. Laat hem of haar samenwerken met de hardwerkende goed gemotiveerde hardlopers. Dan worden ze geconfronteerd wat deze sporter door eigen intrinsieke motivatie in trainingen weten te realiseren. Het karakter kun je niet veranderen. Helaas. Je kunt als trainer ook niet alles naar je hand zetten. Wat je kunt bereiken is dat de twee denkwerelden van elkaar leren.

De wat lakse hardloper zal niet veranderen maar weet in de tijden dan er echt gepresteerd moet worden de knop om te zetten. Dan kun je als trainer makkelijker aan die knop draaien in de tijd dat het echt moet voor de beslissende stappen in de opbouw.

Je bent er nog niet

Vaak heeft de houding te maken met het beeld bij de sporter dat hij toch wel op tijd in vorm is. Iedereen heeft een eigen ontwikkeltempo. Door je ervaring met deze loper weet je wanneer het er echt op aankomt. Af en toe is een korte confrontatie nodig om te laten zien dat de loper nog niet genoeg in huis heeft. Dat hoeft niet met een wijzend vingertje te gebeuren. Je kunt in de trainingen een test simuleren maar je kunt ook met opzet testwedstrijden in de opbouw opnemen. Trek niet teveel zélf als trainer de conclusie. Probeer die gedachtesprong over te laten aan de hardloper. Hoe meer hij of zij zelf de ervaring heeft hoe het zit met de vorm, hoe duidelijker de boodschap overkomt. Door zelfkritiek, positief en negatief, leert dit type loper veel.

Bewaak je eigen grenzen

Bij dit type loper lijkt wel alles van hen af te glijden, wat je ook adviseert. Als je er later, ter check, toch vraagt wat je probeert over te brengen, blijkt dat het toch wel is aangekomen. Je kunt het gevoel krijgen dat je er als trainer niet toe doet. Bewaak je eigen grenzen en houd je zelfvertrouwen op orde.

Ongepland maar ijzersterk

Soms kun je heel veel bedenken maar ligt de echte prikkel tot ontwikkeling buiten jouw directe invloedssfeer. Je kunt het zeker gebruiken maar je kunt het niet uit eerste hand aanreiken. Een mooi voorbeeld is sprinter Usain Bolt die eigenlijk geen motivatie had om weer keihard te trainen voor de Spelen van Rio. Toch gebeurde er iets waardoor de knop resoluut omging. Hij zag een video van een concurrent die zei dat hij, ook door afwezigheid van Bolt, de snelste zou worden. Dat liet Bolt niet op zich zitten en hij ging weer volop aan het werk. Zo een moment waar de motivatie weer op scherp komt, heb je niet altijd in de hand. De trainer heeft er zeker profijt van gehad want het doel aan de horizon werd opeens heel helder.

Oppassen voor blessure

Die laatste situatie lijkt ideaal na al dat harde werken van de trainer terwijl de sporter niet echt uit de verf komt. Nu gaat dit type sporter opeens 100% geven en nog een schepje extra. Vaak ook in een iets te korte opbouw waardoor de druk op het lichaam te hoog kan worden. Bij een sterke motivatie, misschien wel té sterk gemotiveerd, is het risico op een blessure aanwezig. Dan is het de taak voor de trainer om de loper niet teveel prikkels te geven zodat deze snelkookpan niet droogstaat voor het startschot van de grote wedstrijd waar het om draait wordt gegeven.

Deel dit artikel